Cattery Chaska

Rasinformatie


Ontstaan van de Burmees

 
 
 
 

 

Men sprak voor het eerst van de Burmees in Amerika in 1930. Toen nam een gepensioneerde scheepsarts, Dr. Joseph Thompson, een kortharige bruine poes, genaamd Wong Mau, mee vanuit Burma naar San Francisco.Het verhaal gaat dat hij Wong Mau gekregen had van Frank Buck, een bekend verzamelaar van wilde dieren. Wong Mau nam een heel bijzondere plaats in aan de zijde van de arts en was bij zijn consulten als psychiater altijd aanwezig.

In die dagen zagen de Siamezen er ongeveer zo uit als de Thai nu; met veel kortere kopjes en een lichte stop, in plaats van de driehoekige kopvorm en het kaarsrechte profiel dat tegenwoordig bij de moderne Siamees vereist is. Ook hadden de Siamezen nog niet zo’n karakteristieke lange ‘zweepstaart’. Daarom zag de Amerikaanse catfancy in die tijd Wong Mau aan voor niets meer dan een ongewoon donker gekleurde Siamees-variant. Maar dr. Thompson, die zelf ook Siamezen had, zag toch bij vergelijking enkele markante verschillen in het type kat. Zijn Siamezen waren slanke, ranke en benige katten. Maar Mau Wong lijf was tamelijk compact en had een kortere staart, haar ogen waren ronder van vorm, die verder van elkaar verwijderd geplaatst waren en ze had een rondere, gespierde kop met een “dome” en een kortere snuit zonder enige ‘pinch.’ Over haar oogkleur worden verschillende uitspraken gevonden: sommigen zeiden dat die goudkleurig waren; anderen beweerden dat ze turkoois waren. Maar allen waren het eens over haar vachtkleur, die bestond uit zeer donkere points op een donkere lichaamskleur bestond. Dit gaf aan dat Wong Mau in feite een Burmees-Siamees-hybride was.

In de hoop enig licht te werpen op Wong Mau’s genetische make-up, haalde dr. Thompson drie van zijn vrienden die fokker en genetisch specialist waren (Virginia Cobb, Clyde Keeler en Madeleine Dmytryk) over om met hem samen een serie fokexperimenten te doen. Aangezien er geen andere kat bekend was van haar ras, was Wong Mau’s eerste echtgenoot een Siamees, wat we nu een Thai noemen. Uit deze combinatie ontstonden twee soorten kittens: typische Siamezen en kittens die identiek waren aan hun moeder Wong Mau, met haar donkere vachtkleur en donkerdere points. Toen één van deze donkerdere kittens terug gekruist werd met haar moeder Wong Mau, ontstonden drie soorten kittens: Siamezen, bruine met points en enige geheel bruine kittens, zonder noemenswaardige donkerdere oren, staart, voetjes of masker (dus vrijwel zonder points). Toen deze laatstgenoemde, egaal bruine kittens onderling gekruist werden, kwamen er alleen geheel bruine kittens uit. Zo wierp het zoekwerk van dr. Thompson en zijn collega’s zijn vruchten af, want op deze manier werd onomstotelijk bewezen dat de Burmees een apart ras was met een degelijke eigen genetische basis.

Ondanks het feit dat dr. Thompson en zijn collega’s bewezen hadden dat de Burmezen tot een nieuw ontdekt ras behoorden, was de weg naar de erkenning en ontwikkeling van dit Burmese ras in de Verenigde Staten niet makkelijk. Het ras werd eerst erkend door de Amerikaanse Cat Fanciers Association (CFA)in 1936 en gedurende de daaropvolgende tien jaren begonnen de Burmezen belangrijke successen op shows te behalen. Maar daarna volgde een terugslag, toen de CFA zijn erkenning introk. Ook nog vele jaren nadien kan men er slechts over speculeren waarom dat gebeurd is. De kern van het probleem schijnt geweest te zijn dat er maar zeer weinig genetisch zuivere Burmezen waren, waardoor ze ook met Siamezen gekruist moesten worden (om gezond te blijven). Uit artikelen die in de toenmalige tijdschriften verschenen bleek ook dat de fokkers er moeite mee hadden om de Burmezen goed te onderscheiden van de Burmees-Siamese hybriden en dat enkele profiteurs met opzet verwarring stichtten door deze hybriden als echte Burmezen te verkopen. Gelukkig bleek deze tijdelijke teloorgang eigenlijk vooral voordelen te hebben, want het maakte de verantwoorde fokkers sterker en zelfs nog meer vastberaden om hun populatie Burmezen uit te breiden en te verbeteren. Uiteindelijk was de CFA in 1953 gerustgesteld en overtuigd van een goede ontwikkeling van het ras en herstelde het zijn erkenning.

Alle Burmezen die in die periode geboren werden waren bruin (ook wel “sable” genoemd) en altijd zo goed als streeploos, dus zonder tabby-/ ticked factor. Dat laatste was toen al een heel belangrijk criterium.

In Engeland begint de geschiedenis van de Burmees opvallend genoeg al zeer vroeg, namelijk al rond de eeuwwisseling (rond 1900). In 1903 beschreef Frances Simpson twee toen daar bestaande typen Siamese katten. De “Royal-Cat-Of-Siam” was crémekleurig, met donkere points en safierkleurige ogen en duidelijk de voorloper van de huidige Siamees. Ook was zij zeker populairder dan de andere soort: de subtieler geschaduwde Chocolate. Deze Chocolates werden echter door goed bekend staande toenmalige fokkers gedetailleerd beschreven. Mr. Harrison Weir, een vooraanstaand fokker, legde in 1889 vast dat zijn chocolate Siamees ogen had die rijk-amber van kleur waren. En het vaststaande beeld dat uit de fokkerbeschrijvingen in die tijd naar voren kwam was dat van een donkergekleurde kat met ietsje diepere vachtkleur op de points en verschillende oogkleur: soms blauw, soms geel. Mysterieus? Niet echt. Al deze geobserveerde kenmerken kunnen bevredigend verklaard worden door de hypothese dat deze vroege chocolate Siamezen in feite Burmees-Siamese hybriden waren, net als Wong Mau!

Daarom ziet het ernaar uit dat de katten zoals Wong Mau al in Engeland bekend waren sinds 1889. Maar door hun donkere vacht en de in die tijd minder modieuze opvallende kleuren dan de Royal-Cats-of-Siam raakten ze wat in de vergetelheid. We hebben het aan Dr. Thompson en de andere toegewijde Amerikaanse fokkers te danken dat de unieke Burmees ons heden ten dage zoveel plezier verschaft.

De Engelse ontwikkeling van de Burmees begon pas een halve eeuw later echt en wij hebben dit te danken aan Mr. En Mrs. France of Derby. Mrs. France was gedwongen om haar Burmezen op te geven en in haar plaats nam Mrs. C.F. Watson haar katten over. Casa Gatos Darkee, een uit Amerika geïmporteerde dekkater, werd kwam ook bij haar terecht en zij zette het fokken voort. Darkee dekte haar poes die Chinki Yong Jetta heette en dit was de eerste poes waarvan men wist dat ze verdunning droeg. Dus later kwamen daar de eerste blauwe Burmezen uit voort.

Rond 1956 kon men veilig beweren dat de Burmees een volwaardig ras was. Door meer dan 50 goed bekend staande fokkers werd de Burmese Kat Club opgericht en veel bekende fokkers zetten eigen lijnen op. Britse Burmezen werden geëxporteerd naar Kenya, Nieuw-Zeeland, Ceylon, Canada, Ierland, Scandinavië, Australië en Zuid-Afrika.

In 1955 begint het verhaal van de Blauwe Burmees. De kruising die hierboven genoemd werd tussen Casa Gatos Darkee en Chinki Yong Yetta leverde een poesje op, genaamd Chinki Golden Gay. Zoals te doen gebruikelijk werd zij terug gekruist naar haar vader, Darkee en zij schonk haar eigenaresse Mrs. Watson een nest van 6 kittens. Tegelijkertijd kreeg een poes genaamd Chinki Young Kassa, van een bij haar in de buurt wonende bevriende fokster slechts één kitten. Maar Kassa was een ervaren en betrouwbare moeder, terwijl Gay een jonge poes was die aan haar eerste nest moest wennen. Daarom besloten de twee bevriende foksters dat twee van Gay’s kittens naar Kassa zouden gaan; Kassa accepteerde hen onmiddellijk en bracht hen groot. Deze beide kittens, een poesje en een katertje, die bij hun geboorte dezelfde kleur hadden, ontwikkelden zich verrassend toen ze ouder werden. Terwijl het poesje groeide werd haar vacht geleidelijk lichter van kleur en toen ze 4 weken oud was, had haar vacht een zilvergrijze kleur gekregen! Aangezien in 1955 de genetische kennis nog niet zo wijd verspreid was als tegenwoordig, moet deze kleurverandering de fokkers voor een dilemma geplaatst hebben. Tegenwoordig weten we dat er een eenvoudige verklaring is: zoals reeds vermeld, had men Siamezen nodig als outcross, om de genenpool van de Burmees breed genoeg en dus gezond te houden. En enige van deze Siamezen droegen het gen voor verdunning (de pigmentkorrels worden dan verstrooid). Dit blauwe verdunninggen kan heel goed doorgegeven zijn aan de Burmees-Siamese hybride en vervolgens aan een pure Burmees. Alles dat daarvoor nodig was, was een kruising tussen twee sable (bruine) Burmezen, die het betreffende verdunningsgen droegen; het daaruit voortkomende kitten dat van beide ouders het recessieve gen mee kreeg was homozygoot en zou het tonen en dus blauw zijn! In elk geval, het blauwe kitten werd Sealcoat Blue Surprise gedoopt. Zij was een prachtig getypeerde Burmese poes. In 1971 stierf zij. In 1960 werd de blauwgekleurde Burmees door de GCCF erkend.

Door de ontdekte blauwe kleur gingen de fokkers zich nog meer interesseren in wellicht nog andere te fokken kleurvariaties. Rond 1959 waren in Amerika enkele bleker gekleurde bruine katten waargenomen in nestjes. Dit waren ogenschijnlijk katten waarbij het normale gen voor Burmees-bruin (genetisch zwart) vervangen was door een genetisch bruin gen, waardoor zij er melkchocoladekleurig uitzagen. Het viel de fokkers op dat deze lichter gekleurde katten leken op de chocolate-point Siamezen en als dit zo was, zou ook een blauw-verdunde versie gefokt worden. Dit bleek in feite ook te kloppen. In Amerika werden deze licht bruine katten bekend als champagnekleurig en hun blauw-verstrooide tegenpolen als platina. In Engeland (en Europa) werden ze Chocolates en Lilacs genoemd.

In 1964 werden zelfs nog nieuwere kleuren geïntroduceerd in Engeland, namelijk de roden, crèmes en daaruit geboren torties (lapjeskatten; méérkleurig). Deze kleuren ontstonden door een ongelukje: een blauwe poes liep tijdens haar krolsheid weg en werd gedekt door een rode korthaarkater. De nieuwsgierigheid van de fokkers was nu voldoende gewekt om een gericht fokprogramma op te zetten. Uit deze eerste toevallige kruising van een blauwe Burmese poes met een rode Huis-, Tuin- en Keukenkater werden zeer elegante rood-zwarte torties geboren van afwijkend type. In de tussentijd was een bruine Burmese poes gekruist met een red-point Siamees en een tortie Burmees-Siamese hybride poes zou voor verdere fok gebruikt worden. Men zette nog een derde lijn op, waarin men een tortie mixkater (uit Siamezen) kruiste met een bruine Burmese kater die blauw droeg. Uit deze kruising hield men een kater aan voor de verdere fok.

Ondanks het harde werken, de kosten en af en toe pech (een nestje ging verloren voor het 3 weken oud was door kattenziekte) slaagden de fokkers er uiteindelijk in om rode, crème en tortie katten te fokken die in persoonlijkheid en uiterlijk identiek waren aan de meer traditionele bruine typische Burmezen. In 1973 kregen de crème en rode Burmezen hun kampioensstatus en in 1977 ook de torties.

Momenteel bestaat de Burmees in 10 erkende kleuren. Ze is de enige streepvrije kat, dat wil zeggen: ze heeft geen ticked ~of tabbytekening. Haar vacht is kort en zijdeachtig en ze is, afgezien van de torties, altijd éénkleurig. Slechts de points van de bruine en chocolate Burmezen mogen ietsje donkerder gekleurd zijn dan de rest van het lichaam; de reden is dat de Burmezen behoren tot de pointed katten; genetische code: cbcb.

Er zijn aanverwante rassen, die ontstaan zijn uit de kruising tussen een Burmees en een ander soort kat. Er zijn: de Burmilla (Burmees x Chinchilla Pers), Singapura (Burmees x Abessijn), Tonkinees (Burmees x Siamees), Bombay (Burmees x Amerikaanse Korthaar) en Asians (Burmees x allerlei andere rassen).

Een Burmees in de kleurvariëteit zilver bestaat niet. Deze dieren, die men sinds enige jaren in fokkerskringen ziet, zijn Asians en zijn noch door de Fife, noch door de CFA erkend.
Men beweert dat deze zogenaamde “zilveren Burmees” ontstaan is uit een kruising tussen een Burmees en een Abessijn, maar daar is al een ras voor, namelijk Singapura. Maar een Singapura is slechts in één kleur erkend, namelijk seal sepia (sable) agouti tabby. Deze kleur lijkt op elfenbeen met strepen in een donkerdere bronzen toon en een ticking in warm crème.